Onenigheid over de levering en betaling van een schip

Inv.nr. 6341, 6 juni 1750

Otte Jans C Jacob Toles te Termunterzijl

De impetrant contenderende tot confirmatie zijner genomene conclusie, ten eijnde gedaagde gehouden zoude zijn om te moeten ontfangen, onder betalinge van de bedongene kooppenningen, zodane schuitte, als de impetrant op ged order heeft laaten verveerdigen, en al eenige tijd tot gede dienst is geweest.

Bij foute van dien te moeten gedoogen dat alle schaade en kosten, daardoor reets veroorsaakt, tot gede laste zouden werden gebragt, salvo jure alio ac ulteriori.

Waarop door ged wordende verzogt dat den impetrant, als buiten deezen gerigte woonagtig, praevie ingevolge het 64 art: 2 boek old: landr: mogte stellen domicilium citandi cum procuratore acceptante et cautionem pro litium expensis, ingevalle mogte succumberen.

Heeft voorts de impetr angenomen zo doenelijk zulx tegens naasten te effectueren, 't gene aldus salvo partium jure in actis werd getekent.

Inv.nr. 6341, 13 juni 1750

Otte Jans C Jacob Toles te Termunterzijl

Ter voldoeninge van jongst voorgaande acte heeft de impetr het regthuis alhier tot domicilium citandi genomineert, 't geen door Geert Kasak als procurator acceptans is angenoomen, voorts heeft dezelve tot borge pro litium expensis genomineert de kerkvoogd Harke Tjarks te Borgsweer, welk niet in judicio praesent, deszelfs verklaringe van acceptatie op of tegens anstaande regtdag word gerequireert.

Zullende bij manquement van dien hierin na bevindinge gerigtelijk worden gedisponeert.

Inv.nr. 6341, 20 juni 1750

Otte Jans C Jacob Tooles te Termunterzijl

Tot poursuite der acte van gepasseerde juridica werd, voorbehoudens partijen wijder regt, in actis geteekent dat de kerkvoogd Harke Tjarks te Borgsweer door den impetr zijnde genomineert als borge voor de kosten, in cas van succumbentie, door zijn vrouw, in judicio praesent, heeft laten declareren de acceptatie derzelve borgtogt geheel en al te declineren, en daarvan volkomentlijk te desisteren.

Voorts heeft het h: ed: gerigte, de zaken in statu quo verblijvende, dezen om moverende reedenen, op acquiescement van wederzijds partijen, op heden agtermiddag commissoriaal gemaakt, ten eijnde in factis beijderzijds verstaan en zoo doenelijk in der minne of bij conventie onderling te worden geassopieert, salvo partium jure.

Inv.nr. 6341, 20 juni 1750

Commissie.

In zaaken de koopman Otte Jans impetr contra schipper Jacob Tooles te Termunterzijl gedaagde.

Partijen questieus wegens leverantie van een verveerdigt schip, agtervolgens conclusie van den impetr.

Contenderende ten eijnde gede zoude moeten gehouden zijn om te moeten ontfangen, onder betalinge van de bedongene kooppenningen, zoodane schuitte als den impetr op gedaagdes ordre heeft laten verveerdigen en al eenige tijd tot deszelfs dienst was geweest.

Bij foute van dien te moeten gedoogen dat alle schaade en kosten daarover reets veroorsaakt tot geds laste zouden werden gebragt, salvo jure alio ac ulteriori.

Waarover volgens acte van heeden voormiddag beijde voor gerigte in commissie gecompareert, sustineerde de impetr dat angezien ged hetzelve schip, op de voorgaande herfst, bij hem hadde bestelt en bedongen voor de summa van twee duizend, twee honderd vijf en veertig guldens, om op 6 maij dezes jaars daar an volgende, 14 daagen onbehaalt, veerdig te zijn en geleevert te moeten worden.

Wanneer direct bij de leverantie het eerste termijn van gem: penningen betaalt zoude moeten worden, ter summa van neegen honderd guldens en twee ducaten, een an 's impetrs huisvrouw en de ander an zijn meesterknegt, nevens vier daalders, an jieder van impetr of verkopers kinderen een, zullende het restant jaarlijks op den vervaldag a dato van de leverantie met twee honderd vijftig guldens, tot den tijd van volle betalinge moeten werden afgelost, en het surplus van dien telkens na 6 gl pro cento verrenten.

Hetzelve vaartuig thans tot gedaagdes als koopers dienst paraet liggende, moest dezelve gevolgelijk de leverantie accepteren en betalinge van gezeijde eerste termijn met annexen an hem praesteren, voorbehoudens des impetrants verder regt nopens zijn interesse van de overgeloopene tijd, dat zulks door ged niet was geeffectueert.

Gedaagde Jacob Toles repliceerde dat angaande de kooppenningen en verdere annexe conditien van betalinge, zulks wel bij hem niet wierde gecontradiceert, maar dat zijn zwager, schipper Albert Cornellis, (in de laaste storm van meert dezes jaars verongelukt zijnde, en met zijn schip op zee gebleeven) angenoomen hebbende de bedongene kooppenningen te voldoen, in deezen alleen als debiteur moeste geconsidereert werden.

Voorts dat hij gede tot de leverantie ongehouden was, nademaal met reeden vermeinde te kunnen protesteren, dat gem: schip niet naar bedongene voorwoorden was getimmert.

Ter consideratie dat eenige hout veel ligter dan volgens beding, daaran was verarbeijd, namentlijk het koltzwijn, katspoor, zweerden, roerpen enz.

De impetr inhaereerde dat in allen gevallen de leverantie an gedaagde moeste geschieden, als het schip bij hem bestelt hebbende, en het notoir was dat teffens om diens betalinge tegens hem, en niemand anders konde ageren, contractus namque tenent autores.

Zijnde de praesentatie van wijlen Albert Cornellis een zaak tusschen denzelven en ged, die hem als derde niet moeste nog konde praejudiceren, als een res inter alios acta, quae alteri neque nocet, nec poodest.

Dat ged zulx al sustinerende, zijn regres in cas van guarand op de wede. van Albert Cornellis, of anderzints naar zijnen raade konde zoeken, eijschende wijders bewijs van gem: voorwoorden of spetiaal beding, welk hij impetr negeerde immermeer aldus te zijn ingegaan, of ooit voor dezen te zijn geobjicieert, als een swarigheijd angaande de acceptatie der leverantie.

Zijnde slegts in generale termen besprooken, dat het schip tot een buitenlander bequaam, moeste worden geapproprieert, submitterende zig het oordeel van deskundige onpartijdige mannen, om het schip te mogen visiteren en examineren, of volgens ordre en vereijsch van scheepsbouw, zoo in allen deele, een buitenvaarder behoort, opgetimmert zij, dan niet, waaran hij zig graag wilde gedraagen.

Gedaagde praesenterende wijders eenen schipper Jacob Tammes, welk bij aldien in gem: conditien van verkoop wilde treeden, de impetrant zig declareerde gecontenteert te zijn, dezelve egter voor gerigte meede gecompareert, hierover verstaan en daarin difficulterende, is voorts gedimitteert.

Partijen wederzijds, na rijpe deliberatie van derzelver redenen pro et contra gehoort, en door inductie van 't gerigte wel geinclineert tot onderlinge assopiatie, zijn derzelver differenten eijndelijk na veelvuldige voorslagen bij navolgende conventie ten overstaan van mij ambtman in der minne voor gerigte gesleeten en vereffent.

Dat gedaagde Jacob Toles voor afstand van het gemaakte contract tot rouwelkoop aan den impetr Otte Jans zal moeten betalen de summa van agtijn car guldens, en verders ten zijnen particulieren laste zal behouden zoodanige reekeningen als waarvoor hij ged particulier te boeke stond en anspraakbaar was, zijnde van materialen boven gem: summa van kooppenningen met annexen, door zijn order an het vaartuig geemploieert en verarbeijd, bijzonderlijk een hout van Geert Alders, adidem van Jan Harms, extra timmeragie an de roef, een tonne teer gedeeltelijk gebruikt, en jenever an de timmerluiden.

Waarmede partijen hinc inde an het contract van koop en verkoop nopens gezeijde vaartuig en deszelfs leverantie renuntierende, en den een den anderen absoluit en zonder eenige reserven daarvan ontslaande, alle hierover erresene verschillen wederzijds zullen zijn en blijven geassopieert en finalijk afgedaan, wordende het geemaneerde mandaat acquiescente parte weder ingetrokken, met compensatie van kosten. Gedaan in Termunten ut supra.

P. Muntinghe, ambtman

Copyright © 1995-2020 J.G. Boerema

Startpagina  -  Duurswold  -  Genealogie  -  Bronbewerkingen  -  Transcript  -  Privacy Beleid  -  E-mail